“Ik ben toevallig in de mode beland via mijn eerste job als zelfstandig vertegenwoordiger voor een fabrikant van skibroeken in Brussel. Een jaar later ging het bedrijf op de fles, dus veel heb ik er niet aan verdiend. Ik had in die korte tijd wel geleerd wat de markt wou: hotpants en korte rokken. Ik heb dan aan mijn moeder gevraagd om minirokken te maken. Mijn moeder was jarenlang atelierleidster geweest in een Gents textielbedrijf en werkte daarna als thuiswerkster voor modebedrijven. Zij stikte de rokken en ik ging ermee op de baan. Ze waren in geen tijd verkocht en met dat geld kon ik stoffen kopen om nog meer rokken te maken. Op maandag bestelden de klanten, op vrijdag was alles geproduceerd en op zaterdag hing het al in de winkels. Soms werkten we de nacht door. Aangezien ik geen grote kosten had, kon ik heel klein beginnen en langzaam uitbreiden. Groeien is een fijn gevoel.Ik werd blij van al die bestellingen die binnenrolden.
Toen ik startte, was het niet mijn ambitie om een groot bedrijf uit te bouwen, het is heel natuurlijk geëvolueerd, door vooruit te kijken en verder te doen, zonder je DNA te verloochenen. Het mocht ook niet te snel gaan, want we hadden niet genoeg middelen om grote risico’s te nemen. Achteraf bekeken is dat een goede zaak geweest. We zijn altijd met onze twee voeten op de grond gebleven.
Grensoverschrijdende mode
“De internationale groei is er gekomen met de grenzen die opengingen in de Europese Unie. Zakendoen met het buitenland werd toen gemakkelijker. We realiseerden ongeveer 40% van onze omzet in het buitenland.
Het moeilijkste punt in de groei was de productie die moest volgen én die competitief moest zijn. Op een bepaald moment was blijven produceren in België economisch niet meer haalbaar. De stap naar het buitenland was organisatorisch een uitdaging, maar eenmaal we de juiste partners gevonden hadden, waren we vertrokken. We produceren nu al jaren in Oost-Europa. We zijn bewust dichtbij huis gebleven om de kwaliteit en de stipte levertermijnen te kunnen bewaren.”
“We hebben altijd kunnen rekenen op een trouw cliënteel. Dat bouw je op door correct te zijn, goede kwaliteit en goede pasvormen te bieden, op tijd te leveren, geen kapsones te hebben en te luisteren naar de klant. Dat wil niet zeggen dat je de klant altijd moet geven wat hij vraagt, je moet hem ook blijven verrassen. Een klantenrelatie gaat verder dan louter verkopen. Een klant is een partner geworden met wie je een lange weg aflegt. Die synergie is de laatste jaren belangrijker geworden.
De modewereld is in de voorbije 50 jaar geëvolueerd, er zijn steeds veranderende trends, er zijn nieuwe materialen, maar de essentie van de mode is gebleven. Mensen kopen nog altijd kleren om er goed uit te zien, dat was vroeger zo en dat zal altijd zo blijven. Emotie blijft immers belangrijk als het om mode gaat. Of het nu moeilijker is dan vroeger? Ik zou dit niet durven zeggen, iedere tijd heeft zijn uitdagingen. Wie wil overleven, moet blijven mee evolueren en zich aanpassen aan de omstandigheden. Het is vooral een kwestie van door te zetten, enerzijds tevreden te zijn met wat je hebt, maar anderzijds wel de ambitie hebben om telkens een stap verder te gaan.”
Familiebedrijf in hart en nieren
“We hebben hard gewerkt, maar ik heb dit nooit zo aangevoeld. Samenwerken in een familiebedrijf is een manier van leven, zeker als je dezelfde drive deelt. Ik ben blij dat het bedrijf in handen blijft van de familie, niettegenstaande we onze zonen nooit gepusht hebben in die richting. De overgang naar de volgende generatie is heel geleidelijk gebeurd. Eerst is Steven in de zaak gekomen, daarna Ruben. Steven had zich toen al gevormd in het bedrijf. Ruben had ervaring als marketeer. Ik heb het altijd belangrijk gevonden dat ze beslissingen durfden nemen en fouten mochten maken, daar groeit een mens van. Zolang je meer goede dan foute beslissingen neemt, zit je goed. De taken zijn nu afgebakend, maar belangrijke beslissingen nemen ze samen. Ze zijn heel verschillend maar ook complementair en ze kunnen het uitstekend met elkaar vinden. Als vader doet mij dat plezier. Steven en Ruben werken op een andere manier die eigen is aan hun generatie en dat is prima. Ik durf ook grif toegeven dat ik ondanks mijn ervaring niet alle wijsheid in pacht heb.”
“Wat ik geleerd heb van de voorbije 50 jaar? In goede tijden moet je alert blijven en zorgen dat je een financiële buffer opbouwt. Als het goed gaat, moet je niet denken in termen van “volgend jaar wordt nog beter”, maar “we moeten zien dat we volgend jaar kunnen overbruggen mocht het minder goed gaan." In de huidige coronacrisis is deze filosofie een zegen geweest voor ons bedrijf. Ik heb ook geleerd dat je in mindere tijden nooit mag opgeven, er is altijd licht in de duisternis. Ik ben een geboren optimist, ik kijk altijd vooruit. Vijftig jaar geleden had ik nooit durven dromen dat we zover zouden geraken. Ik ben daar heel dankbaar voor.”
Jean, wereldreiziger en oldtimer fan
Wie een bedrijf met internationaal cliënteel opbouwt, kan niet anders dan een wereldburger zijn. Jean en Paula hebben de wereld verkend, van Afrika tot Afghanistan. Ze hebben altijd opengestaan voor andere culturen en voor het onbekende.
“Van in de jaren zeventig hebben we grote reizen gemaakt, wat toen nog vrij ongebruikelijk was. We zijn altijd nieuwsgierig geweest om nieuwe horizonten te verkennen. Die openheid naar het buitenland is wellicht – zij het onbewust - belangrijk geweest voor onze internationale business. We hebben altijd met de auto gereisd, tot aan de andere kant van de wereld. Via Marseille namen we de boot naar Afrika en trokken daar een maand lang rond. Ik ben een echte autofreak, ik verzamel al jarenlang oldtimers. Ik heb er nu een twintigtal in de garage staan. Ik heb geen favorieten, elke auto heeft zijn verhaal. Mijn oudste exemplaar is een Lagonda van 1936. En ja, soms duikt er wel een oldtimer uit mijn verzameling op in onze campagnebeelden, als het in de context past.”